Käthe
Kollwitz 8 juli 1867 – 22 april 1945 was een Duits
grafisch kunstenares en beeldhouwster.
Käthe Kollwitz 1867 - 1945 |
Ze was gehuwd met de arts Karl Kollwitz die overleed op 19 juli 1940.
Reeds vroeg openbaarde zich Käthes tekentalent en het eerste onderricht in die richting kreeg zij op veertienjarige leeftijd, in haar geboortestad, van de kopergraveur Rudolf Mauer.
Na haar opleiding bij Mauer ging zij voor een jaar naar Berlijn (1884-1885) om er lessen te volgen in de school van Karel Stauffer-Bern. Terug in Koningsbergen zette Käthe haar studies voort onder leiding van Emil Neide.
In haar studentenperiode ontwikkelde Kollwitz een grote belangstelling voor de sociaaldemocratie, de vrouwenbeweging en het nieuwe naturalisme in de literatuur. Deze belangstelling zou een stevige stempel drukken op haar verdere carrière, die in 1889 begon toen zij zich toelegde op het maken van etsen.
Na haar huwelijk in 1891 vestigde zij zich met haar man, de fondsarts Karl Kollwitz, in een arbeidersbuurt te Berlijn, waar Karl zijn medische praktijk had om armen te verzorgen. Gegrepen door de sociale noden en de verbondenheid tussen moeder en kind, maakte zij deze tot onderwerp van haar prenten. Ze wijdde zich geheel aan de grafische technieken, die zich het best leenden voor het getuigend karakter van haar werk.
Ze trad in 1899 toe tot de Berliner Sezession, een separatistische beweging waarbij de kunstenaars afstand wilden nemen van de doelstellingen van een bestaande vereniging en nieuwe idealen wilden nastreven of een nieuw publiek wilden bereiken. Vijf jaar later trok ze naar Parijs waar ze een opleiding in de beeldhouwkunst volgde.
Tot tweemaal toe was ze in Parijs, waar ze (in 1904) haar eerste opleiding in de beeldhouwkunst genoot.
In 1907 behaalde zij de Villa Romana prijs, waaraan een jaarverblijf verbonden was in de gelijknamige villa in Florence.
In de oorlogsjaren 1914-1918 begon zij te beeldhouwen. In 1914 stierf haar zoon Peter Kollwitz, die musketier in het Duitse leger was, waardoor zij na 1919 vooral de oorlogsellende uitbeeldde zoals in affiches en in de houtsnedenserie "Der Krieg". Haar onverminderde uitdrukkingskracht zocht zij toen in een grotere vereenvoudiging van de vorm en een streven naar abstracte, stilerende monumentaliteit. In april 1915 begon zij aan de uitwerking van de eerste plannen voor een gedenksteen voor het graf van haar zoon Peter. In 1929 verkozen de ridders in de orde “Pour le Mérite” für Wissenschaften und Künste' Käthe Kollwitz als eerste vrouw tot lid van hun exclusieve orde.
Op 23 juli 1931 werd 'Het treurende ouderpaar' geplaatst op Het Roggeveld tussen Zarren en Esen, nabij Diksmuide.
In 1956 werd Peter, samen met 1538 kameraden, naar het Praetbos in Vladslo overgebracht. Tezelfdertijd verhuisde tevens het beeldhouwwerk om daar, zoals voorheen te Esen, bij zijn graf te worden opgesteld. Käthe geeft hierin gestalte aan het grenzeloos verdriet dat de oorlog haar berokkende. Een dubbelbeeld van uitzonderlijk hoog kunstgehalte, eenvoudig van conceptie en daardoor zeer aangrijpend. De vader, Peters eigen vader, neerblikkend op de duizenden graven, waaronder dat van zijn zoon, in het onmiddellijk bereik van zijn ogen. De moeder, Käthe Kollwitz zelf, voorovergebogen, één en al verdriet en liefde. De kunstenares wilde in dit werk niet alleen de moeder van Peter zijn, maar van allen die met hem aan het IJzerfront de dood vonden.
Op 22 april 1945 stierf Käthe Kollwitz in Moritzburg op 77-jarige leeftijd.
Kollwitz maakte talrijke tekeningen, etsen. Lithografieën en houtsneden, in het begin van haar loopbaan, ook enkele gentrestukken in olieverf. Pas omstreeks haar vijfenveertigste begon zij te beeldhouwen.
Na de vroege familie- en zelfportretten die onder realistische invloed stonden, formuleerde ze haar eerste getuigenissen. Deze bestonden uit gedetailleerde etsen, in historische cyclussen (bijvoorbeeld De opstand der Wevers en De Boerenoorlog). Onder de indruk van het werk van de Noorse kunstschilder Edvard Munch gaf ze haar aanklachten vorm in stille, uitdrukkingsloze figuren. Later zette ze echter het realisme om in een eigen expressionisme.
In 1933 werd haar werk 'entartet' (ontaard) verklaard
en werd zij door de nationaalsocialisten verdreven van de Berlijnse academie,
waar zij sinds 1928 hoogleraar van de grafische afdeling was. Ook uit de orde
Pour le Mérite werd zij verwijderd. In 1936 kreeg zij een expositieverbod en
daarna heeft zij alleen nog getekend en gebeeldhouwd. In haar late werk nam het
afbeelden van moeder en kind een centrale plaats in.
Bekende werken van Käthe Kollwitz zijn:
- De opstand der wevers (1895-1898). Dit werk
bestaat uit 6 grote etsen.
- De boerenoorlog (1902-1908)
- De carmagnole (1901)
- Het wachten (1914), Litho
- Oorlog (1920-1924)
- Proletariaat (1925)
- Het treurend ouderpaar (1915-1931) (Duits: das
traurende Elternpaar)
Tekst overgenomen van :
Geen opmerkingen:
Een reactie posten